(Alle modules moeten een uniek adres in het systeem krijgen. De aangesloten modules moeten nu geadresseerd worden aan de hand van de modules die je net in de software hebt aangemaakt).

Op dit moment zijn enkel de RLM’s en de RTC aangesloten!


  • Ga naar het scherm “Members”-lijst (De uiterst linkse knop onderaan het scherm)
  • Klik op de knop “Adresseren”
  • Selecteer de eerste module (RLM)
  • Druk een drietal seconden op de frontknop van de eerste RLM module.
    (De led op de module knippert nu. Het knipperen van de module betekent dat ze in de ‘Adresseermode’ staat en klaar is om een adres te ontvangen.
    Het knipperen stopt automatisch (na 30x) als je de module onbedoeld in de adresseermode zet).
  • Klik (binnen de 30sec)  op de knop „Adresseren“ (in het midden van het scherm). De led stopt met knipperen.
    De versie van de module wordt automatisch opgevraagd. In de busmonitor zie je de groene led branden.
  • Herhaal de stappen 3-5 voor de andere RLM’s en de RTC (Vergeet niet om telkens een volgende lijn te selecteren!)


Opmerkingen:
  • Als je te laat bent, en de module stopt zelf met knipperen, druk je weer lang op de frontknop. De led zal terug beginnen knipperen.
  • Ook als je per ongeluk te lang gedrukt hebt, zal de module beginnen knipperen. Zo lang je geen adresinfo naar op de bus stuurt, zal de module niet wijzigen.
  • De RTC knippert elke seconde, vanaf het moment dat hij opgestart is. De adresseermode zal hij aangeven door nog sneller te knipperen.
  • Als je deze stappen hebt afgerond, zal iedere RLM apart schakelen als je hem bedient met zijn eigen drukknop, dit in tegenstelling tot wat je 'de eerste test' ondervond.
  • Als je nu de bus zonder spanning zet, en later weer onder spanning brengt, zijn de modules niet onmiddellijk te bedienen. Ze hebben +/- 20 sec nodig om op te starten.





  • Sluit nu de eerste INM aan.
    Als je al meerdere INM’s aangesloten had, haal ze dan NU van de bus. Als je NU de eeste INM aansluit, krijg je, onderaan in de busmonitor een blauwe knop. Klik erop om het linken te starten.
  • De software geeft details weer van de gevonden module. Selecteer “Als nieuwe aanmaken”
  • Het “Toevoegen”- scherm opent op dit moment, met vooraf ingevulde gegevens. Geef de gewenste naam voor de INM in
  • Klik op “Toevoegen”.
    De versie van de module wordt automatisch opgevraagd. In de busmonitor zie je de groene led branden.
  • Sluit de volgende INM aan en herhaal de vorige stappen
    Link eventuele ander zwevende toestellen op dezelfde manier aan.
Opmerkingen:
  • Als  je in je set een R4I6 hebt, zit er in die behuizing, naast 4 RMM's ook een INM.
    In dit geval is deze INM GEEN zwevende module en moet ze aangemaakt worden als modulair toestel.
    Ga dus naar 'Toevoegen' en selecteer INM.
  • De software kan alleen nieuwe zwevende toestelen herkennen op het moment dat ze opstarten.
    Mocht hier een of ander fout lopen, haal de module dan terug van de bus en plug ze er terug op.





Meer info over het adresseren en linken van modules vind je op onze website: